GLIJVLUCHT
Jij: voordat we deze reis ondernemen,
moet je mij tot leven zingen.
Ik: beloof me dat ik sterven mag
alvorens wij op weg gaan.
JIJ
Geen dag dat ik je niet gedenk
steeds zoekt huid huid ten prooi
maar raakt het hart onbeantwoord
dus adem ik me los in luchtklank
en dank god dat jij je mededeelt
in goudgeur steevast ongevraagd.
◄║►
GEDOGEN
Blik weg van vooruitzicht
loze rechten op wat werd
in wat jij bent en baart
zich altijd nestelt
kracht die splijtend ons
vereent tot leeflicht
gedoog kind dat
moeizaam zo zichzelve kent
niets wordt hier gedeeld
dat niet delend thuishoort.
◄║►
TELEGRAM
Jij die snel en ver je ankers werpt
ontstemde serenades zingt de zee
zeg of dit ademwaken jou ontbindt
van de niet te stelpen stroom
die roeiers machteloos laat sterven
hun hart niet in het reine.
◄║►
OVERVLOED
Jou lossen is me vestigen centraler
waar asrotatie het sterkst vibreert
manoeuvreert dit stille zinken zich
tot steevast feestend werkverkeer.
◄║►
HIËRARCHIE
Het is niet anders het
universum laat zich niet verlakken
sla dus pennen in de grond
en bid om koord opdat
de stem ontbroken zich hore
zo groot kan geen mond zijn
keelgat borst of torso
voorbeeldig dient klank geleid
draagkracht gekoesterd
want leegte wil jou nodigen
naar waakzang
reiken miljarden vingers
de ene geest weet zich gekend
niemand zal wenen
roerloos gericht.
◄║►