Maar als ik foeter op de een,
dan bedoel ik de ander.
(Shunryu Suzuki)
1
Voor L. (v.)
In de contreien van je karma
zocht ik het venster
dat open kon
nu de zomer intocht houdt
en er geen pad is
of mens in het verborgene
laat ik je weten
hoe mijn hand zich keert
naar de warmte van je hart.
◄║►
2
Voor L. (m.)
De trom slaat gestaag
al hoor je niks of
toch weer wat anders
maak jezelf bewoonbaar
voor de bonte troep
waanweigeraars
er loopt een stafdrager
in jouw tred leeuw
oefen stillere brulpraktijk.
◄║►
3
Voor B.
Onpeilbaar de droesem
veelsoortige dromen
ooit leefde van adel
een vrouw in gemoedsrust
haar laatste woord
sprak zij tot jou
weet dus hoe het is
om van zo ver te komen.
◄║►
4
Voor J. (v.)
Nee er wacht jou hier
geen gretig welkom
stervenskunst
doet blind ons gaan
maar vleugelloos voldoende
is jou die kiest
voor vredig smelten
je felst misvormde vogel.
◄║►
5
Voor Re.
Zo jong en zo oud
en steeds zo onklaar
de vaart vergunt mijnheer
zo prettig traag vertierbeheer
wrede post staat jou te wachten
met een nuchter keerwoord
traanbewust onthaal vriend
verdient geen zakdoek.
◄║►
6
Voor J. (m.)
Aan de grens is het dringen
tussen alle wisseling
niemand wenst een wond
in eigen handpalm
maar zodra het lied klinkt
en gebed de maat slaat
is redding gaande zelfs
voor aftandse vorsten.
◄║►
7
Voor F.
Zal ik jou de krant lezen
een kopje koffie anders
proef gerust de onrust die
jou doet morsen op kwinkslag
alledaagse wrangheid
fluistert langs de sluiproutes
rond dit beroerd gevestigd
lusthuis van vergetelheid.
◄║►
8
Voor Ri.
Sinds de galm van beelden
jou metselde tot brave borst
leren wij hier saai polijsten
het werelds buikjuweel
wacht dus op omgording door
een krijger in overgave hij
zal laten zegevieren zelfs jou
als sprankelende god.
◄║►
9
Voor G.
We zijn geboren via
triviaalste blijk van liefde
als spookachtige behuizing
dolend gevestigd
kan niemand ontkennen
zijn voorraad innerlijke adel
al weigeren we nóg zo koppig
te wiegen ons vorstenhart.
◄║►
10
Voor W.
Grijs haar is geen ordeteken
goed beheer geen wijs gebaar
in breinkrochten woekert
de koorts van ongein
zolang het ons dwaze voeten
ontbreekt aan juiste richting en
zelfs een geschoolde hand zich
voegt naar perifeer gesein.
◄║►