FORLORN
Ik kan niet vinden waar gij zijt.
Langs uw gelaat gaat noodweer aan;
de bittere branding zie ik slaan,
met zilt dat in de ogen bijt.
Ik kan niet vinden waar gij zijt,
noch waar ik zelf ben in mijn pijn.
O onmacht van dit samenzijn,
verholen riffen, blind ravijn
en dieplood van het zelfverwijt –
Ik kan niet vinden waar gij zijt.
Bron: Ida Gerhardt: Verzamelde gedichten I.
Amsterdam 1999, p. 292
ONVOORWAARDELIJK
Als ge oud en schamel zijt,
het tergend lot u slaat,
als ieder u verlaat
en gij uw pijn verbijt;
en van uw eenzaamheid
laat nacht en dag niet af
de wind, die wreed en straf
recht op de ramen staat,
Waak! het is wakenstijd.
Waak en besta de strijd:
de machtige wanner scheidt
de korrel van het kaf.
Bron: Ida Gerhardt: Verzamelde gedichten II.
Amsterdam 1999, p. 536
◄║►